Samenvatting

In dit artikel wordt beschreven hoe u beheerderssignalen instelt in Windows XP. U kunt meldingen ontvangen over computerproblemen door een signaal te maken. Wanneer de prestaties van de computer duiden op een probleem, wordt met het signaal dat u hebt gemaakt de opgegeven actie uitgevoerd, zoals het verzenden van een bericht of het starten van een programma. U kunt deze signalen gebruiken om kritieke computers te controleren, zoals servers die services leveren aan netwerkgebruikers, of werkstations die altijd beschikbaar moeten zijn.


Terug naar begin

De module Prestaties starten

1. Klik op Start.
2. Klik op Configuratiescherm.
3. Klik opPrestaties en onderhoud.
4. Klik op Systeembeheer.
5. Dubbelklik op Prestaties.

Terug naar begin

Signalen maken

OPMERKING: u moet zijn aangemeld als beheerder of als lid van de groep Administrators om deze procedure te kunnen uitvoeren. Als uw computer is verbonden met een netwerk, kan het zijn dat netwerkbeleidsinstellingen u verhinderen om deze procedure te voltooien.

1. Klik in de module Prestaties op het plusteken (+) naast het objectPrestatielogboeken en signalenin het consolevenster. Het object wordt uitgevouwen en toont alle onderliggende objecten.
2. Als u een nieuw signaal wilt maken, klikt u met de rechtermuisknop op het object Signalen in het consolevenster en klikt u op Nieuwe signaalinstellingen. Typ een naam voor het signaal en klik op OK.
3. Typ op het tabblad Algemeen desgewenst commentaar om het signaal te beschrijven. Klik in de sectie Items op Toevoegen om het prestatiemeter-item op te geven dat u voor dit signaal wilt controleren:
   1. Selecteer de lokale of een externe computer.
   2. Selecteer het prestatieobject dat u wilt gebruiken.
   3. Klik opAlle itemsom alle items voor dit prestatieobject te controleren. Als u een bepaald item wilt opgeven, klikt u op het gewenste item en vervolgens op Toevoegen. Herhaal deze actie om nog meer items toe te voegen. (Voor meer informatie over een item klikt u op het item en vervolgens op Uitleg).
   4. Klik op Sluiten om terug te keren naar de eigenschappen van het signaal.
   5. Geef de waarde op voor elk item waardoor het beheerderssignaal wordt geactiveerd. De waardetypen variëren per prestatieobject.
   6. Geef het interval op waarmee de waarde van de geselecteerde items wordt getest.
   7. Geef de gebruikersnaam en het wachtwoord op waaronder de controle wordt uitgevoerd, als u niet de desbetreffende gebruiker bent.
4. Geef op het tabblad Actie het type signaal op. U kunt een bericht naar een aangemelde gebruiker of naar een computer sturen, een programma starten (zoals een programma dat naar een semafoonnummer belt) of beide doen. U kunt ook de opties op het tabblad Actie gebruiken om configuratiewaarden in te stellen waarmee u details van de prestatiegebeurtenis in een logboek vastlegt.
5. Geef op het tabblad Schema de tijd op waarop de controle van de items moet beginnen, samen met de duur van de controle.

Terug naar begin