Samenvatting
In dit artikel wordt beschreven hoe u Windows XP zodanig kunt configureren dat bestands- en mapnamen die u bij een opdrachtprompt invoert automatisch worden aangevuld. Deze functie wordt geactiveerd wanneer u een bepaald besturingsteken invoert.
Terug naar beginAutomatisch aanvullen activeren
Als u bijvoorbeeld naar de map Program Files wilt gaan, typt u
cd \probesturingsteken. Of als u de inhoud van het bestand Mijnbestand.txt wilt weergeven, typt u
type mijnbbesturingsteken. Als er meerdere mappen of bestanden zijn met de tekens die u invoert, kunt u de volgende overeenkomende map of bestand weergeven door nogmaals het besturingsteken te typen. Wanneer de juiste map of het juiste bestand wordt weergegeven, drukt u op ENTER om de opdracht te voltooien. Als er geen map of bestand overeenkomt met de tekens die u typt, hoort u een pieptoon.
U kunt deze functie in- en uitschakelen voor een computer, een gebruiker of alleen voor de huidige opdrachtsessie.
Terug naar beginAutomatisch aanvullen activeren in de huidige sessie
U kunt automatisch aanvullen voor de huidige sessie activeren door het volgende te typen:
cmd /f. Typ vervolgens CTRL+D om een mapnaam aan te vullen of CTRL+F om een bestandsnaam aan te vullen.
U schakelt automatisch aanvullen uit door het volgende te typen:
cmd /f:off.
Terug naar beginAutomatisch aanvullen permanent activeren
WAARSCHUWING: een onjuist gebruik van Register-editor kan ernstige problemen veroorzaken die ertoe kunnen leiden dat u het besturingssysteem opnieuw moet installeren. Microsoft kan niet garanderen dat problemen die voortkomen uit een onjuist gebruik van Register-editor, kunnen worden opgelost. Het gebruik van Register-editor is dan ook voor uw eigen risico.
Raadpleeg het Help-onderwerp 'Sleutels en waarden wijzigen' in Register-editor (Regedit.exe) of de Help-onderwerpen 'Registergegevens toevoegen en verwijderen' en 'Registergegevens bewerken' in Regedt32.exe voor aanwijzingen voor het wijzigen van het register. Maak een reservekopie van het register voordat u wijzigingen aanbrengt. Als u werkt met Windows NT of Windows 2000, moet u ook de hersteldiskette bijwerken.
- Klik op Start, klik op Uitvoeren, typ regediten klik op OK.
- Als u automatisch aanvullen wilt inschakelen voor de computer, klikt u op de sleutel HKEY_LOCAL_MACHINE\Software\Microsoft\Command Processor.
- Als u automatisch aanvullen wilt inschakelen voor de huidige gebruiker, klikt u op de sleutel HKEY_CURRENT_USER\Software\Microsoft\Command Processor.
- Als u mapnamen wilt aanvullen, dubbelklikt u op de waarde CompletionChar. Typ in hexadecimale tekens het besturingsteken dat u wilt gebruiken.
Als u bijvoorbeeld de TAB-toets wilt gebruiken als besturingsteken, is de waarde voor dit teken 0x9. (Typ 9 als waarde. Deze waarde wordt automatisch naar een hexadecimale waarde geconverteerd.) Als u dezelfde besturingstekens wilt gebruiken als voor een afzonderlijke opdrachtsessie, typt u 0x4voor CTRL+D en 0x6voor CTRL+F. U kunt hetzelfde besturingsteken gebruiken voor de aanvulling van map- en bestandsnamen. - Als u bestandsnamen wilt aanvullen, dubbelklikt u op de waarde PathCompletionChar. Typ in hexadecimale tekens het besturingsteken dat u wilt gebruiken.
Als u bijvoorbeeld de TAB-toets wilt gebruiken als besturingsteken, is de waarde voor dit teken 0x9. (Typ 9 als waarde. Deze waarde wordt automatisch naar een hexadecimale waarde geconverteerd.) Als u dezelfde besturingstekens wilt gebruiken als voor een afzonderlijke opdrachtsessie, typt u 0x4voor CTRL+D en 0x6voor CTRL+F. U kunt hetzelfde besturingsteken gebruiken voor de aanvulling van map- en bestandsnamen. - Sluit Register-editor af.
Als u de functie inschakelt voor de computer, is deze voor alle gebruikers beschikbaar. U kunt de functie echter voor iedere afzonderlijke gebruiker uitschakelen, of u kunt voor een bepaalde gebruiker andere besturingstekens toepassen dan voor de computer. In dat geval hebben de gebruikersinstellingen prioriteit boven de computerinstellingen.
Terug naar beginAanvullende informatie
Tussen de aanvulling van mapnamen en de aanvulling van bestandsnamen bestaan de volgende verschillen:
- De functie voor het aanvullen van bestandsnamen werkt tevens voor mappen, omdat de functie zoekt naar een volledig pad en zowel bestands- als mapnamen vergelijkt.
- Als u het besturingsteken voor de aanvulling van bestandsnamen gebruikt bij een opdracht die alleen werkt voor mappen (zoals de opdracht cd of rd), wordt alleen naar mapnamen gezocht.
- Bij de functie voor de aanvulling van mapnamen worden alleen mapnamen vergeleken. Hierdoor kunt u met deze functie sneller zoeken naar mappen dan met de functie voor de aanvulling van bestandsnamen als er zowel bestanden als mappen zijn met overeenkomstige tekenreeksen.
Terug naar begin