Meer informatie

Problemen met netwerkverbindingen kunnen tal van oorzaken hebben. Meestal zijn deze problemen echter het gevolg van onjuiste netwerkadapters, onjuiste switchinstellingen, defecte hardware of verouderde stuurprogramma's. Sommige symptomen treden met tussenpozen op en wijzen niet op een van deze oorzaken.


Soms ontstaan problemen met netwerkverbindingen als gevolg van de installatie van een nieuwe versie van het besturingssysteem. Een netwerkadapter die goed functioneerde op een eerder of ander besturingssysteem, zoals Microsoft Windows 98 of Microsoft Windows 95, geeft problemen na het uitvoeren van een upgrade. Soms veroorzaakt het verplaatsen van een server verbindingsproblemen.

De meest voorkomende oorzaken van problemen met netwerkverbindingen zijn:

• Netwerkadapters en switchpoorten hebben niet dezelfde duplexniveaus of overdrachtssnelheid.
• Netwerkadapters of switches met een transmissiesnelheid van 10/100 megabit per seconde (Mbps) worden niet goed geschakeld. De snelheid van bepaalde netwerkadapters wordt niet goed vastgesteld door sommige functies voor autodetectie.
• De netwerkadapter is niet compatibel met het moederbord of andere hardware, of met softwareonderdelen en stuurprogramma's.

Voorbeelden van foutberichten die kunnen verschijnen: In het logboek voor systeemgebeurtenissen op de client kunnen de volgende vermeldingen zijn vastgelegd: Het logboek kan meerdere vermeldingen van de TCPIP-gebeurtenis 4201 bevatten: Eén vermelding van de TCPIP-gebeurtenis 4201 is gebruikelijk na het opnieuw opstarten van de computer of na het uit- of inschakelen van de netwerkadapter.

Probleemoplossing

Ga als volgt te werk om problemen met netwerkverbindingen op te lossen:

1. Gebruik de opdrachtregelprogramma's Ping of PathPing om de basisnetwerkinstellingen te testen. Gebruik Ping om de oorzaak van problemen met de netwerkhardware en incompatibele configuraties vast te stellen. Gebruik PathPing om pakketverlies over trajecten langs meerdere hops op te sporen.
   
   De statistieken van de opdracht Ping kunt u bekijken door de opdracht uit te voeren als ping -t. Als u de statistieken rustig wilt bekijken, drukt u op CTRL+BREAK. Gebruik deze toetsencombinatie nogmaals om verder te gaan. Stop de opdracht door op CTRL+C te drukken. Als de uitvoer van de opdracht aangeeft dat er pakketten verloren gaan, betekent dit dat er netwerkproblemen zijn tot OSI-laag (Open Systems Interconnection) 3 (verbinding op IP-niveau).
   
   Als het externe systeem dat wordt gepingd zich achter een verbinding met grote vertraging bevindt, zoals een satellietverbinding, kan het even duren voordat het systeem reageert. Gebruik de parameter -w (wachten) om een langere time-out op te geven.
   
   Zie voor meer informatie over het gebruik van deze programma's de sectie 'Test Network Connection with Ping and PathPing' in de Microsoft Windows 2000 Server Resource Kit of 'Testing the Network Connection with Ping and PathPing' in hoofdstuk 19 van de documentatie bij de Microsoft Windows XP Professional Resource Kit.
2. Controleer of de gebeurtenislogboeken vermeldingen bevatten van netwerkkaarten of verbindingen.
   
   Klik op het volgende artikelnummer in de Microsoft Knowledge Base voor meer informatie:

   308427 Gebeurtenislogboeken bekijken en beheren in het onderdeel Logboeken van Windows XP

3. Controleer of de netwerkadapter in de lijst met compatibele hardware staat. Deze lijst kunt u bekijken op de volgende website van Microsoft:

   Hardware Driver Quality

4. Controleer andere computers die dezelfde standaardgateway gebruiken en die zijn aangesloten op dezelfde hub of switch. Als deze computers zonder problemen werken, kan het probleem worden veroorzaakt door een defecte netwerkadapter in een computer.
   
   Als dit het geval is, installeert u de nieuwste versie van het stuurprogramma voor de netwerkadapter.
5. Neem contact op met de leverancier van de verschillende moederborden en werk het BIOS van de borden bij. Sommige netwerkadapters en moederborden of BIOS-versies zijn incompatibel. Download de nieuwste versie vanaf de website van de leverancier of neem contact op met de hardwareleverancier.
6. Controleer de gemeenschappelijke instellingen van de netwerkadapter en uplink-hardware (hub of switch). Zorg dat alle netwerkbronnen die elkaar aanvullen (netwerkadapter, hub en switch) op dezelfde snelheid en hetzelfde duplexniveau zijn ingesteld. Als het mediatype is ingesteld op autosense, autosensing, autodetectie of 'Auto Select', controleert u of de detectievoorziening van de onderdelen goed werkt.
   
   Op sommige switches kan de duplexinstelling Auto tot gevolg hebben dat Half-Duplex wordt gebruikt. In dat geval moet u de switch geforceerd instellen op Full-Duplex.
   
   Stel de switch opnieuw in, start de client opnieuw op en test de verbinding.
   
   Sluit de client en de server aan op een passieve hub. Als communicatie nu wel mogelijk is, wordt het probleem mogelijk veroorzaakt door een onjuiste configuratie van de netwerkswitch.
   
   Neem voor meer informatie over het configureren van de apparaten contact op met de hardwareleverancier.
7. Stel de netwerkadapter van de computer met verbindingsproblemen handmatig in op Half-Duplex en een lagere snelheid.
   
   Sluit het systeem aan op een switch die is geconfigureerd voor Half-Duplex en 10-Mbps, of gebruik een 10-Mbps hub om te controleren of bij een lagere transmissiesnelheid wel een verbinding tot stand kan worden gebracht.
   
   U kunt de prestaties verbeteren door de snelheidsinstellingen handmatig te wijzigen in 100 Mbps en vervolgens de computers opnieuw op te starten. Test op verlies van de netwerkverbindingen, wijzig de instelling in Full-Duplex en start vervolgens de computers opnieuw op. Als er verlies optreedt, verlaagt u de duplex-instelling en snelheid tot de vorige instellingen.
8. Vervang de netwerkkabel tussen het problematische systeem en de hub of switch.
9. Vervang de netwerkadapter door een netwerkadapter die getest is en goed functioneert. Ga hiervoor als volgt te werk:
   1. Verwijder het diagnoseprogramma van de netwerkadapter.
   2. Verwijder de netwerkadapter via het venster Netwerk.
   3. Installeer de nieuwe netwerkadapter.
10. Voer Netwerkcontrole tegelijkertijd uit op de computers aan beide uiteinden van de netwerkverbinding. Filter de traces op de adressen van de twee systemen en vergelijk de traces om te controleren of hetzelfde verkeer is geregistreerd.
    
    
    Gebruik TCP Retransmit, een expertprogramma van Netwerkcontrole, om herverzendingen van TCP te detecteren. Ga hiervoor als volgt te werk:
    1. Start Netwerkcontrole.
    2. Klik in het menu Extra op Expertprogramma's en klik vervolgens in het linkerdeelvenster op TCP Retransmit.
    3. Klik op Toevoegen.
    4. Klik op Expertprogramma's uitvoeren.

    Als in een van de traces frames ontbreken, controleert u alle tussenliggende bekabeling, hubs, switches en routers op hardware- of configuratiefouten.
    
    
    Bekijk in Netwerkcontrole het overzichtsframe Capture Statistics. Dit is het laatste frame van de trace. Als dit frame een andere waarde dan 0 bevat in de volgende statistische tellers, wordt het verbindingsprobleem mogelijk veroorzaakt door een hardware- of configuratieprobleem:

    STATS: MAC CRC Errors = 0
    
    STATS: MAC Frames Dropped due to HardWare Errors = 0

De duplexinstellingen van netwerkswitches en servernetwerkadapters moeten met elkaar overeenkomen om communicatie mogelijk te maken. Beide apparaten moeten zijn ingesteld op Full-Duplex of op Half-Duplex. De apparaten mogen geen verschillende duplexinstellingen hebben.

De computers in een LAN (lokaal netwerk) delen meestal een algemeen, Full-Duplex-netwerkapparaat. Met een dergelijke configuratie kunnen twee computers tegelijkertijd gegevens verzenden.

Mogelijke oorzaken van verbindingsproblemen:

• De computer is aangesloten op een andere Ethernet-switch-poort, die automatisch de netwerksnelheid vaststelt. De netwerkadapter van de computer is echter geconfigureerd voor geforceerde Full-Duplex-communicatie met een statische instelling van de netwerkoverdrachtssnelheid (10 Mbps, 100 Mbps of 1 gigabit per seconde [Gbps]).
• Zowel de Ethernet-switch-poort als de netwerkadapter van de computer zijn geconfigureerd voor het afdwingen van Full-Duplex-communicatie met 100-Mbps of 1-Gbps. Het is echter mogelijk dat de Ethernet-switch of de netwerkadapter niet op die snelheid kan communiceren of geen ondersteuning biedt voor Full-Duplex-transmissies.

U kunt de netwerkprestaties in een Ethernet-LAN verbeteren door Full-Duplex-hardware te gebruiken. Met een dergelijke configuratie is namelijk tweerichtingscommunicatie tussen netwerkapparaten mogelijk. Zonder Full-Duplex-hardware worden gegevens eerst de ene kant en vervolgens de andere kant opgestuurd. In een configuratie met Half-Duplex-hardware kunnen regelmatig pakketconflicten optreden. Bij elk conflict moeten de desbetreffende pakketten opnieuw worden verzonden. Hierdoor ontstaat nog meer verkeer en nemen de netwerkprestaties mogelijk nog verder af.

In een Full-Duplex-configuratie worden afzonderlijke trajecten gebruikt voor verzenden en ontvangen. Dit betekent dat u gegevens tegelijkertijd kunt verzenden en ontvangen, zonder dat er conflicten ontstaan. Nadelen van de grotere gegevensdoorvoer en de afwezigheid van conflicten is dat Full-Duplex gevoeliger is voor onjuiste kabelafsluitingen of voor kabeldemping die aanbevolen limieten overschrijdt. Het gevolg kan zijn dat gegevens opnieuw moeten worden verzonden, waardoor de prestaties verder afnemen.