Samenvatting
In dit artikel worden de stappen beschreven die u moet uitvoeren om OEM-stuurprogramma's (Original Equipment Manufacturer) toe te voegen aan Microsoft Windows-installaties. U vindt in dit artikel informatie over stuurprogramma's die meestal worden geïnstalleerd tijdens de installatie van de GUI-modus (Graphical User Interface) of tijdens de post-installatie bij Plug en Play-inventarisatie. Hierdoor kunt u OEM-Plug en Play-stuurprogramma's vooraf laden om ze naderhand te gebruiken wanneer de gekoppelde hardware in het systeem wordt opgenomen.
In dit artikel wordt beschreven hoe u in de volgende gevallen OEM-Plug en Play-stuurprogramma's kunt toevoegen:
- Installatie zonder toezicht
- Sysprep-installatie
- RIS-installaties (Remote Installation Service)
- Riprep-installatiekopieën
- Bestaande Windows-installaties
Als u meer informatie wilt over het toevoegen van OEM-apparaten voor massaopslag tijdens het tekstmodus-gedeelte van een installatie, klikt u op het volgende artikelnummer in de Microsoft Knowledge Base:
314859Beperkte OEM-stuurprogrammaondersteuning beschikbaar met F6 tijdens Windows XP-setup
Meer informatie
Stuurprogramma's die werden geïnstalleerd tijdens het gedeelte "Apparaten Installeren" van de installatie van de GUI-modus (Graphical User Interface), kunt u op bepaalde locaties terugvinden. Setup installeert nu de apparaten (met Plug en Play-id's) die zijn geïnventariseerd door Windows Plug en Play. Tijdens de installatie wordt gezocht naar een vooraf gedefinieerd pad op de schijf in INF-bestanden om de beste overeenkomst te vinden voor de Plug en Play-id van het apparaat. Dit pad wordt gedefinieerd op de volgende locatie in het register en is standaard ingesteld op %SystemRoot%\Inf:
HKEY_LOCAL_MACHINE\Software\Microsoft\Windows\CurrentVersion\DevicePath: REG_EXPAND_SZ:%SystemRoot%\Inf
Setup gebruikt dit pad om INF-bestanden te zoeken voor de installatie van apparaten. Na Setup wordt dit pad ook gebruikt voor nieuw gevonden en geïnstalleerde hardware. Als deze code tijdens de installatie wordt gewijzigd met behulp van het bestand Sysprep.inf of de standaardsjabloon voor de installatie zonder toezicht, wordt de waarde opgeslagen en ook gebruikt nadat de installatie voltooid is.
In de volgende secties van dit artikel wordt beschreven hoe u OEM-stuurprogramma's kunt toevoegen aan een installatie zonder toezicht of Sysprep-installatie van Windows.
Installatie zonder toezicht
Voer de volgende stappen uit om stuurprogramma's toe te voegen aan een installatie zonder toezicht.
Opmerking Als de OEM-stuurprogramma's niet digitaal zijn ondertekend, wordt een waarschuwingsbericht weergegeven tijdens de installatie. U kunt de volgende vermelding toevoegen aan de sectie
[Unattended] van het Setup-antwoordbestand (Unattend.txt) om weergave van dit bericht uit te schakelen:
DriverSigningPolicy = Ignore
Klik op het volgende artikelnummer in de Microsoft Knowledge Base voor meer informatie over deze instelling:
236029Beleid voor handtekeningverificatie instellen voor installatie zonder toezicht in Windows 2000
- Maak een distributiepunt op een netwerkserver door de bestanden vanuit de map I386 op de cd-rom van Microsoft Windows te kopiëren naar een locatie op de server. Gebruik het hulpprogramma Beheer van Setup (Setupmgr.exe) om een Unattended.txt-bestand te maken. Setupmgr.exe bevindt zich op de cd-rom van Windows in de map Support\Tools in het bestand Deploy.cab. Daar vindt u ook het bestand Setupmgr.chm met informatie over de installatie zonder toezicht van Windows.Als u meer informatie wilt over het maken van een standaardsjabloon, klikt u op het volgende artikelnummer in de Microsoft Knowledge Base:
308662Procedure: Beheer van Setup gebruiken om een standaardsjabloon te maken in Windows 2000
- Maak een map $oem$\Drivers in de map I386 die u naar het distributiepunt hebt gekopieerd. U kunt extra mappen maken in de submap met de naam Drivers, afhankelijk van de hardware die u wilt installeren (bijvoorbeeld netwerkadapter, modem of videostuurprogramma). De $1-map vindt u onder %Systeemstation%. Tijdens het tekstmodus-gedeelte van een installatie worden deze bestanden en mappen gekopieerd naar de mappen %Systeemstation%\Drivers. Bijvoorbeeld:
\i386
-\$oem$
- - \
- - - \Drivers
- - - - - \NIC
- - - - - \MODEM
- - - - - \VIDEO
- Kopieer alle OEM-stuurprogrammabestanden van het apparaat naar de map (of mappen) die u in de stap hierboven hebt gemaakt.
- Voeg de vermelding OemPnPDriversPath = Driver_Paths toe aan de sectie [Unattended] van het Setup-antwoordbestand. U kunt meerdere paden opnemen in deze code door ze als volgt van elkaar te scheiden met een puntkomma (;):
[Unattended]OemPnPDriversPath = Drivers\NIC;Drivers\Modem;Drivers\Video
Opmerking De omgevingsvariabele %Systeemstation% wordt automatisch ingevoegd vöör ieder weergegeven zoekpad. - Sla het antwoordbestand op.
Wanneer het systeem tijdens de installatie van de GUI-modus in de INF-bestanden zoekt naar Plug en Play-id's, zoekt het ook in de paden in de
OemPnPDriversPath-vermelding en in het standaardpad van %WinDir%\Inf. Het %WinDir%\Inf-pad wordt als eerste weergegeven in de zoekvolgorde. Wanneer u echter een apparaat hebt dat door meer dan één INF-bestand wordt ondersteund (Windows bevat mogelijk een stuurprogramma met algemene functionaliteit), blijft Setup zoeken in alle paden in de
OemPnPDriversPath-vermelding. Hoewel er meerdere overeenkomsten kunnen worden gevonden, gebruikt Plug en Play het meest overeenkomende INF-bestand en wordt vervolgens het daaraan gekoppelde ondersteunende apparaatstuurprogramma geïnstalleerd.
Sysprep-installatie
Het toevoegen van OEM-stuurprogramma's aan een Windows Sysprep-installatie is vergelijkbaar met de procedure die wordt beschreven in sectie "Installatie zonder toezicht" van dit artikel, met dit verschil dat u geen distributieshare hoeft te maken. Voer de volgende stappen uit om stuurprogramma's toe te voegen aan de wizard Mini-installaties van Sysprep:
- In de hoofdmap van het volume, waar de %WinDir%-map zich bevindt, maakt u een mapstructuur voor de OEM-stuurprogramma's. Bijvoorbeeld:
\Drivers
- - \NIC
- - \VIDEO
\Sysprep
\WINNT
- Kopieer de OEM-stuurprogramma's naar de juiste submappen.
- Voeg de vermelding OemPnPDriversPath = Driver_Paths toe aan de sectie [Unattended] van het Sysprep.INF-bestand. U kunt meerdere paden opnemen in deze code door ze van elkaar te scheiden met een puntkomma (;), zoals wordt weergegeven in de volgende voorbeeldcode:
[Unattended]OemPnPDriversPath = Drivers\NIC;Drivers\Video
Opmerking De omgevingsvariabele %Systeemstation% wordt automatisch ingevoegd vöör ieder weergegeven zoekpad.
Als u niet wilt dat de OEM-stuurprogramma's op het volume aanwezig blijven nadat de mini-installatie is voltooid, kunt u de mapstructuur, die u hebt gemaakt in de stap hierboven, in de Sysprep-map plaatsen. Zorg dat u de
OemPnPDriversPath =-code op de juiste wijze aanpast. De Sysprep-map (en alle bijbehorende submappen) wordt automatisch verwijderd nadat de installatie is voltooid.
Sla het Sysprep INF-bestand op in de Sysprep-map en voer Sysprep.exe uit. Alle Plug en Play-apparaten (ook apparaten die zijn gevonden na gebruik van de INF-bestanden van het OEM-stuurprogramma) worden automatisch op de doelcomputers geïnstalleerd tijdens de mini-installatie. U hoeft de schakeloptie
-pnp niet op te geven, tenzij er zich eerdere versies van apparaten (ISA) op de doelcomputers bevinden. Als u de schakeloptie
-pnp gebruikt, wordt een volledige inventarisatie van alle Plug en Play-apparaten uitgevoerd. Hierdoor kan de Sysprep mini-installatie 5 tot 10 minuten langer duren.
Opmerking Als er extra controllers voor massaopslag worden opgegeven, is het mogelijk dat de schakeloptie
-pnp extra vaste-schijfcontrollers weergeeft in Apparaatbeheer.
Klik voor meer informatie op het volgende artikelnummer in de Microsoft Knowledge Base:
314460Hulpprogramma voor systeemvoorbereiding en Antwoordbestand
Opmerking Als de OEM-stuurprogramma's niet digitaal zijn ondertekend, stelt de wizard Mini-installatie de installatie van het apparaat uit tot een beheerder zich bij de computer aanmeldt. Dit wordt client- versus serverinstallatie genoemd en doet zich voor tijdens de mini-installatie.
Klik voor meer informatie op het volgende artikelnummer in de Microsoft Knowledge Base:
256204Niet-ondertekende stuurprogramma's niet geïnstalleerd tijdens Sysprep-mini-wizard zonder '-PNP'-schakeloptie
RIS-installaties
Voor het toevoegen van OEM-Plug en Play-stuurprogramma's aan RIS-installaties moeten dezelfde stappen worden uitgevoerd als in de sectie "Installatie zonder toezicht" van dit artikel, met twee kleine aanpassingen:
- Plaats de $oem$-map op hetzelfde niveau als de \I386-map van de RIS-afbeelding. Bijvoorbeeld:
RemoteInstall\Setup\%language\Images\%dir_name%\i386 RemoteInstall\Setup\%language\Images\%dir_name%\$oem$\Drivers \NIC \MODEM \VIDEO
- Wijzig de standaardsjabloon van de RIS-afbeelding (Ristndrd.sif). In de sectie [Unattended] wijzigt u de waarde OemPreinstall = key van No in Yes en voegt u de OemPnPDriversPath = Driver_Path-vermeldingen toe. U kunt als volgt meerdere paden opnemen in deze code door ze van elkaar te scheiden met een puntkomma (;):
[Unattended]OemPreinstall = YesOemPnPDriversPath = Drivers\NIC;Drivers\Modem;Drivers\Video
Opmerking De omgevingsvariabele %Systeemstation% wordt automatisch ingevoegd vöör ieder weergegeven zoekpad.
Opmerking Als een van de OEM-stuurprogramma's bestemd is voor een apparaat met een netwerkkaart, moet de RIS-server dit bestand ter beschikking hebben tijdens het opstarten van het tekstmodus-gedeelte van een installatie.
Klik op het volgende artikelnummer in de Microsoft Knowledge Base als u meer informatie over deze procedure wilt:
315279OEM-netwerkadapters van derden toevoegen aan een RIS-installatie
- Stop de BINL-service op de RIS-server en start deze opnieuw op. Hiertoe typt u de volgende opdrachten bij de opdrachtprompt en drukt u na elke opdracht op ENTER:
net stop "boot information negotiation layer"
net start "boot information negotiation layer"
Riprep-afbeeldingen
Riprep en Sysprep hebben veel functionaliteiten gemeen. Wanneer u derhalve OEM-Plug en Play-stuurprogramma's toevoegt aan computers waarvan een image wordt gemaakt, moet u ongeveer dezelfde stappen als voor Sysprep uitvoeren. Voer eerst de volgende stappen uit voordat u Riprep uitvoert op de imagecomputer om deze te kopiëren naar de RIS-server:
- Maak een map met de naam Sysprep in de map %Systeemstation% (dit is meestal station C omdat Riprep.exe slechts één volume/partitie kan kopiëren).
- In de hoofdmap van hetzelfde volume maakt u een mapstructuur voor de OEM-stuurprogramma's, zoals weergegeven in het volgende voorbeeld:
\Drivers
- - \NIC
- - \VIDEO
\Sysprep
\WINNT
- Kopieer de OEM-stuurprogramma's naar de juiste submappen.
- Maak een Sysprep INF-bestand in de Sysprep-map en voeg de vermeldingen [Unattended] en OemPnPDriversPath = Driver_Path toe. U kunt meerdere paden opnemen in deze code door ze als volgt van elkaar te scheiden met een puntkomma (;):
[Unattended]
OemPnPDriversPath = Drivers\NIC;Drivers\Video
Opmerking De omgevingsvariabele %Systeemstation% wordt automatisch ingevoegd vöör ieder weergegeven zoekpad.
Opmerking Als het apparaat reeds werd herkend door het besturingssysteem als bekend of onbekend apparaat, moet u het apparaat verwijderen via Apparaatbeheer voordat u Sysprep uitvoert. Zou u dat niet doen, dan worden de bijgewerkte stuurprogramma's niet geïnstalleerd bij het opstarten van de mini-installatie.
- Voer Riprep.exe uit vanuit de \RisServer\Reminst\Admin\I386-map op de clientcomputer om de image naar de geselecteerde RIS-server te kopiëren. Riprep zoekt in de Sysprep-map naar een Sysprep.inf-bestand, leest de OemPnPDriversPath=-code en werkt de volgende registervermelding in de computer bij alvorens het register te kopiëren naar de server zodat het kan worden gebruikt tijdens de mini-installatie:
HKEY_LOCAL_MACHINE\Software\Microsoft\Windows\CurrentVersion\Devicepath
Opmerking Het standaard Riprep.sif-bestand dat tijdens deze procedure werd gemaakt, wordt niet beïnvloed door de vermelding in het Sysprep.inf-bestand dat werd gemaakt tijdens de voorgaande stappen. - Stop de BINL-service op de RIS-server en start deze opnieuw op. Hiertoe typt u de volgende opdrachten bij de opdrachtprompt en drukt u na elke opdracht op ENTER:
net stop "boot information negotiation layer"
net start "boot information negotiation layer"
Opmerking Als een van de OEM-stuurprogramma's bestemd is voor de primaire netwerkkaart, moet de RIS-server ook over dit bestand beschikken in een standaard platte RIS-installatiekopie voordat de Riprep-image wordt gedownload. Als dat het geval is, moet u bovendien de procedure volgen die wordt beschreven in de sectie "RIS-installaties" van dit artikel, of voert u de procedure uit die wordt beschreven in het volgende artikel in de Microsoft Knowledge Base:
315279OEM-netwerkadapters van derden toevoegen aan een RIS-installatie
Als de image al is gemaakt en u wilt OEM-Plug en Play-stuurprogramma's toevoegen, gebruikt u RIS om de image naar een computer te downloaden, volgt u de stappen uit de sectie "Riprep-afbeeldingen" van dit artikel en installeert u de image opnieuw op de RIS-server.
Opmerking Als u deze methode gebruikt, moeten de stuurprogrammapaden twee keer worden ingevoerd in de volgende registersleutel:SOFTWARE\Microsoft\Windows\CurrentVersion\DevicePath
Klik voor meer informatie op het volgende artikelnummer in de Microsoft Knowledge Base:
258862Riprep.exe voegt gedupliceerde paden toe aan het register