Samenvatting
In dit artikel wordt stapsgewijs beschreven hoe u apparaten kunt configureren met Apparaatbeheer in Windows XP. Wanneer u een Plug en Play-apparaat installeert, wordt dit automatisch geconfigureerd door Windows zodat het op de juiste manier samenwerkt met de andere in de computer geïnstalleerde apparaten. Tijdens dit configuratieproces wijst Windows onder andere een unieke set systeembronnen toe aan het apparaat dat u installeert. Het betreft hier een of meer van de volgende bronnen:
- Nummers van IRQ-regels (Interrupt Request)
- DMA-kanalen (Direct Memory Access)
- Adressen van I/O-poorten (Input/Output)
- Geheugenadresbereiken
Elke bron die wordt toegewezen aan het apparaat, moet uniek zijn. Als dat niet het geval is, werkt het apparaat niet goed. Bij Plug en Play-apparaten zorgt Windows er automatisch voor dat deze bronnen goed worden geconfigureerd.
Soms hebben twee apparaten dezelfde bronnen nodig en kan er een conflict ontstaan. Als dit gebeurt, kunt u de broninstellingen handmatig wijzigen om er zeker van te zijn dat alle instellingen uniek zijn. Bepaalde bronnen (zoals interrupts op PCI-apparaten) kunnen echter worden gedeeld. Dit is afhankelijk van de stuurprogramma's en de computer.
Terug naar begin Apparaten handmatig configureren met Apparaatbeheer
Wanneer u een niet-Plug en Play-apparaat installeert, worden de broninstellingen voor dat apparaat niet automatisch geconfigureerd. Afhankelijk van het type apparaat dat u installeert, is het mogelijk dat u deze instellingen handmatig moet configureren. Raadpleeg de handleiding bij het apparaat voor de juiste procedure.
Waarschuwing Als u onjuiste broninstellingen opgeeft, kan dit tot gevolg hebben dat de hardware niet meer werkt of dat uw computer instabiel of onbruikbaar wordt. Wijzig alleen broninstellingen als u zeker weet dat de nieuwe instellingen geen conflicten veroorzaken met andere hardware of als u van de hardwarefabrikant specifieke broninstellingen voor een apparaat hebt ontvangen. Voer de volgende procedure alleen uit als u zeker weet dat dit geen problemen oplevert.
Apparaten configureren:
- Klik achtereenvolgens op Start, Configuratiescherm, Prestaties en onderhoud en Systeem.
- Open het tabblad Hardware en klik op Apparaatbeheer. Dubbelklik op het type apparaat dat u wilt wijzigen.
- Dubbelklik op het apparaat dat u wilt wijzigen. Als u broninstellingen van het apparaat kunt wijzigen, is het tabblad Bronnen beschikbaar.
- Open het tabblad Bronnen en schakel het selectievakje Automatische instellingen gebruiken uit. Dit selectievakje kunt u niet uitschakelen als u een niet-Plug en Play-apparaat hebt geselecteerd.
- Klik bij Instelling gebaseerd op op de hardwareconfiguratie die u wilt wijzigen.
- Klik in het vak Broninstellingen in de kolom Brontype op het type bron dat u wilt wijzigen.
- Klik op Instelling wijzigen en typ een nieuwe waarde voor het brontype.
Opmerking Herhaal de voorgaande stappen waar nodig.
Terug naar begin