Samenvatting
In dit artikel wordt beschreven hoe u Remote Installation Services (RIS) installeert, configureert en gebruikt.
Remote Installation Services
U gebruikt de Remote Installation Services voor Windows 2000 om op afstand een lokale kopie van het besturingssysteem te installeren op andere computers. U start de computer, maakt verbinding met een DHCP-server om een IP-adres toe te wijzen, waarna u verbinding maakt met een opstartserver om de installatie uit te voeren.
Voor RIS zijn verschillende andere services vereist. U kunt deze services installeren op afzonderlijke servers, of alle services tegelijk op één server installeren. Welk type installatie u kiest, is afhankelijk van uw netwerkstructuur:
- DNS-server: RIS heeft DNS nodig om de locatie van de adreslijst en clientcomputeraccounts te bepalen. Elke DNS-server die compatibel is met de Windows 2000 Active Directory-service is toegestaan. Anders kunt u de meegeleverde DNS-server van Windows 2000 Server gebruiken.
- DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol)-server: Voor RIS is een actieve DHCP-server in het netwerk vereist. De clients met een voorziening voor het opstarten op afstand krijgen voor de RIS-verbinding een IP-adres toegewezen door de DHCP-server.
- Active Directory: RIS maakt gebruik van Windows 2000 Active Directory om de locatie van bestaande clients en bestaande RIS-servers te bepalen. U moet RIS installeren op een Windows 2000-server die toegang heeft tot Active Directory. Dit kan bijvoorbeeld gaan om domeincontrollers of lidservers in een domein die toegang hebben tot Active Directory.
RIS gebruiken
Een installatie kan alleen succesvol verlopen als u de bovengenoemde aanvullende services voor RIS hebt geïnstalleerd en geconfigureerd. Verder moet u de cd-rom's van Windows 2000 Server en Windows 2000 Professional bij de hand hebben. De volgende procedure laat zien hoe u het RIS-proces uitvoert en configureert.
RIS installeren
- Klik in Windows 2000 Server op Start, wijs Instellingen aan en klik op Configuratiescherm.
- Dubbelklik op Software.
- Dubbelklik op Windows-onderdelen toevoegen of verwijderen.
- Schuif omlaag, klik op Remote Installation-services en klik op Volgende.
- Plaats de Windows 2000 Server-cd in het cd-rom-station en klik op OK. De vereiste bestanden worden naar de server gekopieerd.
OPMERKING: als u de cd in het station plaatst, verschijnt een dialoogvenster waarin u wordt verzocht het besturingssysteem te upgraden. Klik op Nee en sluit dit venster. - Klik op Voltooien om de wizard te sluiten.
- Klik op Ja zodra er wordt gevraagd of u de computer opnieuw wilt opstarten.
- Als de server opnieuw is opgestart, meldt u zich als lokale beheerder aan bij de computer.
RIS instellen
- Klik op Start, klik op Uitvoeren en typ risetup.exeom de wizard Remote Installation Services Setup te starten.
- Wanneer het welkomstscherm verschijnt, ziet u een aantal vereisten voor een succesvolle installatie van RIS. Klik op Volgende.
- In het volgende venster wordt u verzocht het serverstation en de map op te geven waar u de RIS-bestanden wilt installeren. Het standaardstation en de standaardmap worden gemaakt op het grootste NTFS-station dat geen systeem- of opstartstation is. In dit voorbeeld is dat het station: E:\RemoteInstall. Klik op Volgende.
OPMERKING: het station waarop u RIS wilt installeren, moet geformatteerd zijn met het NTFS-bestandssysteem. RIS heeft veel schijfruimte nodig en kan niet worden geïnstalleerd op hetzelfde station of dezelfde partitie als Windows 2000 Server. Zorg dat het gekozen station voldoende schijfruimte beschikbaar heeft voor ten minste één volledige Windows 2000 Professional-cd. Deze cd neemt minimaal 800 MB tot 1 GB aan schijfruimte in beslag. - In het volgende venster kunt u de clientondersteuning instellen. Standaard worden clients pas door de RIS-server herkend na de instelling van RIS en de configuratie van de server. Als u de ondersteuning van clients direct wilt starten nadat u RIS heb geïnstalleerd, selecteert u de optieReageren op alle clientcomputers die service aanvragen. Als u deze optie selecteert, kan de server reageren op een aanvraag vanaf de client en installatieopties voor het besturingssysteem beschikbaar stellen. Als u deze optie niet selecteert, kan de RIS-server niet reageren op een service-aanvraag vanaf de client.
- De wizard Setup vraagt u naar de locatie van de Windows 2000 Professional-installatiebestanden. RIS biedt alleen ondersteuning aan de installatie op afstand van Windows 2000 Professional. Plaats de Windows 2000 Professional-cd in het cd-rom-station op de server en geef de stationsletter van de cd-rom op, of blader naar de netwerkshare waarop de bronbestanden van de installatie zijn opgeslagen. Klik op Volgende.
- Geef de naam op van de map waarin de werkstationbestanden op de RIS-server worden opgeslagen. Deze map wordt gemaakt onder de map die u hebt opgegeven in stap 3. Kies een mapnaam die overeenkomt met de inhoud, zoals Win2000.pro. Klik op Volgende om de standaardnaam Win2000.pro te accepteren.
- Geef een herkenbare omschrijving en beschrijvende Help-tekst op voor deze installatiekopie van het besturingssysteem. In dit voorbeeld klikt u op Volgende om de standaardnaam Microsoft Windows 2000 Professional te accepteren.
- Er verschijnt een overzichtsventer waarin u de gemaakte keuzen kunt bekijken. Klik op Voltooien om de instellingen te bevestigen. Als de installatiewizard is voltooid, kunt u de clients instellen of de RIS-instellingen configureren.
- De wizard installeert de service en de instellingen die u hebt gekozen. Deze procedure kan enige minuten duren. Klik op Gereed als dit proces is voltooid.
Als RIS succesvol is geïnstalleerd, moet u de RIS-server machtigen in Active Directory. Zonder machtiging kan de RIS-server niet reageren op clients die een aanvraag indienen voor het starten van een netwerkservice. Deze procedure wordt uitgelegd in de volgende sectie.
RIS machtigen in Active Directory
U moet een aanmelding als ondernemingsbeheerder of domeinbeheerder van het hoofddomein uitvoeren om een RIS-server in Active Directory te machtigen. De volgende procedure geldt voor domeincontrollers, lidservers van het domein of Windows 2000 Professional-werkstations waarop de module DHCP-serverbeheer als onderdeel van het systeembeheerpakket is geïnstalleerd. In deze sectie wordt het machtigingsproces op een domeincontroller beschreven:
- Klik op Start, wijs achtereenvolgens Programma's en Systeembeheer aan en klik op DHCP om de DHCP-module te activeren.
- Klik met de rechtermuisknop op DHCP in de linkerbovenhoek van het DHCP-venster en klik vervolgens op Gemachtigde servers beheren. Als uw server nog niet gemachtigd is, klikt u op Machtigen en voert u het IP-adres van de RIS-server in. Klik op Ja wanneer wordt gevraagd of het adres klopt.OPMERKING: als de computer waarmee u de RIS-server machtigt geen domeincontroller is, gaat u als volgt te werk om het systeembeheerpakket te installeren: Klik op Start, klik op Uitvoeren en typ adminpak.msiop een netwerk met meerdere servers. Op een Windows 2000 Professional-computer, voert u het programma Adminpak.msi uit vanaf de Windows 2000 Server-cd.
De vereiste gebruikersmachtigingen instellen
De machtigingen die u verleent aan de hand van de volgende procedure stellen gebruikers in staat computeraccounts te maken op elke locatie in het domein:
- Klik op Start, wijs achtereenvolgens Programma's en Systeembeheer aan en klik op Active Directory: gebruikers en computers.
- Klik met de rechtermuisknop op de domeinnaam boven in de module en selecteer de optie Beheer overdragen. Er wordt een wizard gestart. Klik op Volgende.
- Klik op Toevoegen voor de gebruikers die u in staat wilt stellen hun computer op afstand te installeren met behulp van de Microsoft Windows 2000 Remote Installation-service.
- Selecteer de gewenste gebruikers, klik op Toevoegen en vervolgens op OK.
- Klik op Volgende.
- Selecteer de optieEen computer aan het domein toevoegen en klik op Volgende.
- Klik op Voltooien. De gebruikers kunnen nu computeraccountobjecten maken tijdens de installatie van het besturingssysteem met behulp van de RIS-service.
OPMERKING: u kunt de standaard-RIS-instellingen gebruiken en direct beginnen met de serviceverlening aan clientcomputers, of de RIS-instellingen eerst wijzigen.
Clients installeren met behulp van RIS
In deze sectie wordt de vereiste procedure uitgelegd om Windows 2000 Professional te installeren op een netwerkcomputer, een beheerde computer of een computer met een netwerkadapter die de opstartdiskette voor een installatie op afstand ondersteunt:
- Start de client opnieuw op vanaf de diskette of de PXE (Pre-Boot Execution Environment)-cd voor het opstarten op afstand. Druk indien gevraagd op F12 om de wizard Client installeren te downloaden.
- Er verschijnt een welkomstscherm. Druk op ENTER.
- Typ de gebruikersnaam van het domein. Typ het wachtwoord en de domeinnaam en druk op ENTER om door te gaan.
- Er verschijnt een waarschuwing dat alle gegevens op de vaste schijf van de client worden verwijderd. Druk op ENTER om door te gaan.
- De computeraccount en de GUID (globale unieke ID) van dit werkstation verschijnen. Druk op ENTER om het Setup-programma te starten. Windows 2000 Setup wordt gestart.
- Voer de productcode in (dit nummer bevindt zich op de achterzijde van het cd-doosje van Windows 2000 Professional). Klik vervolgens op Volgende.
OPMERKING: u kunt deze stap overslaan als u de productcode opgeeft via het .sif-bestand.
U hebt het besturingssysteem succesvol op afstand geconfigureerd en geïnstalleerd met behulp van RIS. In de volgende sectie vindt u meer informatie over de configuratieopties.
Voorbereiden
Door de client voor te bereiden kan de beheerder een specifieke computernaam definiëren en eventueel opgeven welke RIS-server services aan de client verleent:
- Geef de Active Directory-servicecontainer op waarin u clientaccounts wilt maken.
- Klik met de rechtermuisknop op de container, kies Nieuw en klik op Computer. Het dialoogvenster Nieuw object: Computer verschijnt.
- Geef de naam van de computer op en verleen machtigingen voor samengevoegde domeinen aan de gebruiker of de beveiligingsgroep met de aangewezen gebruiker van de computer die deze computeraccount vertegenwoordigt.
- In het volgende dialoogvenster moet u de GUID of UUID (Universally Unique Identifier) van de computer zelf opgeven en bepalen of u deze computer als een beheerde (RIS-gestuurde) client wilt gebruiken. Voer de GUID of UUID in en schakel vervolgens het selectievakjeDit is een beheerde computer in.
De GUID of UUID is een uniek nummer van 32 tekens dat door de computerfabrikant wordt verstrekt en wordt opgeslagen in de BIOS van de computer. Dit nummer staat op de behuizing of op de verpakking van de computer. Als u het nummer niet kunt vinden, kunt u het hulpprogramma voor de systeem-BIOS-configuratie uitvoeren. De GUID wordt als onderdeel van de systeem-BIOS opgeslagen. Neem contact op met de fabrikant voor een VBScript (gemaakt met Visual Basic Scripting Edition) waarmee u recent aangeschafte clients in Active Directory kunt voorbereiden voor het gebruik van een RIS-installatie.
In het volgende venster kunt u opgeven bij welke RIS-server deze computer services aanvraagt. U kunt deze optie leeg laten om aan te geven dat elke beschikbare RIS-server kan reageren op aanvragen van deze client. Als u de fysieke locatie van de betreffende RIS-server kent en weet waar deze computer kan worden bediend, kiest u deze optie om de clients handmatig in de RIS-servers van uw organisatie te laden en het netwerkverkeer te segmenteren. Stel dat de RIS-server zich op de vijfde verdieping bevindt en u installeert deze computers voor de gebruikers op die verdieping, dan kunt u de computer toewijzen aan de RIS-server op de vijfde verdieping.