Meer informatie

Omdat USB-apparaten van het type Plug en Play zijn, kunt u ze vrijwel niet regelen of configureren. Dikwijls geldt het volgende: ze werken wel of ze werken niet. Het oplossen van problemen met dergelijke apparaten komt meestal neer op het verkrijgen van inzicht in de beperkingen van de technologie en ervoor zorgen dat deze grenzen niet worden overschreden.


De meeste USB-problemen hebben een van de volgende oorzaken:

• Defecte hardware
• Defect of ontbrekend apparaatstuurprogramma
• Verkeerde kabels
• Verouderde firmware
• Onjuist geconfigureerde basishub

Dikwijls kunt u problemen met USB-apparaten oplossen door deze factoren een voor een te controleren en daarbij de onderstaande tips in acht te nemen.

Defecte hardware

Meestal loopt het systeem vast als er een defect hardwareapparaat op de seriële bus wordt aangesloten. In de meeste gevallen is er dan een bus-resetfout optreden. U kunt dit niet oplossen met een computerreset. U moet het systeem uitschakelen en weer inschakelen om de bus opnieuw in te stellen. Het opsporen van een defect hardwareapparaat kan moeilijker zijn.


Als er een ander systeem beschikbaar is waarvan bekend is dat het werkt, probeer het apparaat dan op dat systeem aan te sluiten om na te gaan of dan hetzelfde probleem optreedt.


Als het apparaat op een secundaire hub is aangesloten, kunt u proberen het apparaat daar te verwijderen en rechtstreeks op de basishub aan te sluiten.


Veel hardwareproblemen (zoals sterke fluctuaties in de stroomvoorziening, gebrek aan bandbreedte, ongeldige firmware, enzovoort) worden ondervangen door de foutverwerking van de OHCI-overdrachtspecificatie (Open Host Controller Interface). Controleer het gebeurtenissenlogboek op foutberichten met betrekking tot deze items. Dit kan u een idee geven van wat er is misgegaan.


Controleer in Apparaatbeheer of de basishub goed functioneert. Als bij de basishub een uitroepteken in een gele cirkel wordt weergegeven, controleert u of het systeem-BIOS een IRQ aan de basis-USB-controller toewijst. Als dat niet het geval is, wordt het apparaatstuurprogramma niet geladen.


Als geen van de op de basishub aangesloten apparaten werken, controleert u of de energievereisten van de bus niet worden overschreden. USB-apparaten kunnen maximaal 500 milliampère (mA) per verbinding afnemen. Wanneer een apparaat meer energie probeert af te nemen, moet de computer de desbetreffende poort volgens de specificatie tijdelijk kunnen uitschakelen, totdat de energie weer beschikbaar is. Daarentegen geldt dat wanneer een apparaat minder dan 50 mA afneemt, de poort niet zal worden geactiveerd.


Controleer het energieverbruik van de USB-hub op het tabblad Energie in de eigenschappen van de USB-basishub.

Defect of ontbrekend apparaatstuurprogramma

Windows 2000 bevat apparaatstuurprogramma's voor een aantal USB-apparaten. Wanneer een USB-apparaat is aangesloten, zou het geladen en geconfigureerd moeten worden zonder dat er om een apparaatstuurprogramma wordt gevraagd (mits het apparaat compatibel is met de gedefinieerde en bijgeleverde stuurprogramma's). Als er wel om een stuurprogramma wordt gevraagd, informeert u bij de fabrikant van het apparaat of er een stuurprogramma beschikbaar is. Het feit dat een apparaat werkt onder Microsoft Windows 95 of Microsoft Windows 98 betekent niet dat het ook onder Windows 2000 zal werken. Als na het laden van het apparaatstuurprogramma een foutbericht wordt weergegeven waarin wordt gemeld dat het stuurprogramma niet is voorzien van een handtekening, moet u dat stuurprogramma als verdacht beschouwen. Dit betekent dat Microsoft niet heeft kunnen verifiëren of het stuurprogramma dat u gebruikt, volledig compatibel is met Windows 2000. Daarom is Microsoft niet in staat om het probleem met het apparaat op te lossen als er geen stuurprogramma met handtekening van de fabrikant kan worden verkregen.


Controleer het gebeurtenissenlogboek op fouten met betrekking tot de volgende onderdelen: Hidclass.sys, Hidusb.sys, Usbhub.sys, Usbd.sys, Uhcd.sys of Openhci.sys. Het apparaat heeft wellicht geprobeerd om vervangingen in de stack van Windows-apparaatstuurprogramma's in te voegen, waardoor de hele bus instabiel zou kunnen worden.

Verkeerde kabels

Er zijn twee soorten USB-kabels: voor hoge snelheid en voor lage snelheid. Kabels voor lage snelheid zijn met name anders wat betreft de afscherming. Als u een apparaat met hoge snelheid aansluit op een kabel voor lage snelheid, kan er bij lange afstanden signaalvervorming ontstaan.


Controleer in de hele USB-keten of een apparaat dat energie van de hub moet kunnen afnemen, niet op de keten is aangesloten aan de andere kant van een hub zonder stroomvoorziening. Hierdoor zouden de hub en alle apparaten verder in de keten worden uitgeschakeld. Als het een hub met stroomvoorziening betreft, controleert u of de energievoorziening voor deze hub correct is geconfigureerd.

Verouderde firmware

De sleutel tot alle USB-apparaten is de firmware. De firmware bevat alle informatie over het apparaat. Een poort wordt pas opnieuw ingesteld nadat alle descriptoren in de firmware door de basishub zijn geladen en gecontroleerd. Dit is van essentieel belang omdat het gaat om items zoals printers en modems. Zorg ervoor dat u beschikt over de meest recente firmware voor zowel het BIOS van uw computer als voor elk afzonderlijk apparaat.


Soms maakt ongeldige firmware zich op een ongebruikelijke manier kenbaar. Normaal gesproken is een USB-apparaat wanneer het wordt verwijderd en vervolgens opnieuw wordt toegevoegd, weer gewoon beschikbaar. Het is echter ook mogelijk dat het apparaat als een tweede exemplaar wordt geïnterpreteerd en zichzelf als zodanig in Apparaatbeheer laadt. Als u duplicaten van een apparaat aantreft, controleert u of u wel over de meest recente firmware voor dat apparaat beschikt. Dit probleem treedt vaak op bij USB-printers en -modems. Een vergelijkbaar probleem met dezelfde oorzaak doet zich voor wanneer een apparaat een stuurprogramma laadt en vervolgens een tweede apparaat toevoegt waarvoor geen stuurprogramma blijkt te zijn. Het tweede apparaat wordt in Apparaatbeheer weergegeven met een uitroepteken in een gele cirkel. Mogelijk werkt het apparaat goed, maar u kunt het tweede apparaat niet verwijderen zonder het oorspronkelijke apparaat te verwijderen, dat kennelijk het 'nepapparaat' heeft gegenereerd. U kunt dit probleem meestal ook verhelpen door de firmware of het stuurprogramma van het apparaat bij te werken.

Onjuist geconfigureerde basishub

Zoals al eerder in dit artikel is vermeld, vereisen USB-controllers dat er een IRQ wordt toegewezen. Dit gebeurt in het BIOS van het systeem en heeft meestal tot gevolg dat IRQ 9 wordt toegewezen.