Meer informatie
Microsoft DNS installeren
Ga als volgt te werk om DNS te installeren op uw Windows NT 4.0-server:
- Klik op Start, wijs Instellingen aan en klik op Configuratiescherm. Dubbelklik op het pictogram Netwerk en klik op het tabblad Services.
- Klik op Toevoegen, selecteer Microsoft DNS-server in het dialoogvenster Netwerkservice selecteren en klik vervolgens op OK.
- Geef de locatie op van de bronbestanden van Windows NT. Klik op OK en op Sluiten.
OPMERKING: als er op uw computer een service pack is geïnstalleerd, moet u dit opnieuw toepassen voordat u de computer opnieuw opstart. - Start de computer opnieuw op.
Microsoft DNS configureren
Gegevens verzamelen:
Voordat u begint met het configureren van de DNS-server, moet u enkele basisgegevens verzamelen. Een deel van deze gegevens moet door Internic zijn goedgekeurd voor gebruik op het Internet. Het is echter ook mogelijk dat u de server uitsluitend voor intern gebruik wilt configureren. In dat geval mag u zelf bepalen welke namen en IP-adressen u wilt gebruiken. U hebt de volgende gegevens nodig:
- Een domeinnaam (moet door Internic zijn goedgekeurd)
- Het IP-adres van elke server waarvoor u naamomzetting mogelijk wilt maken
- De hostnaam van elke server waarvoor u naamomzetting mogelijk wilt maken
OPMERKING: deze servers mogen e-mailservers zijn, maar ook algemeen toegankelijke servers, FTP-servers, WWW-servers, enzovoort.
Gebruik bijvoorbeeld de volgende gegevens (vervang deze waar nodig door de werkelijke gegevens):
Domeinnaam: <Domein.com> Servers: 192.168.50.11 <Mail1.domein.com> 192.168.50.12 <Ftp1.domein.com> 192.168.50.12 <WWW.domein.com> (let op het identieke IP-adres) 192.168.50.15 <DNS1.domein.com>
De DNS-server maken:
Configureer de Microsoft DNS-server op basis van de bovenstaande gegevens. Hiertoe gaat u als volgt te werk:
- Klik op Start, wijs achtereenvolgens Programma's en Systeembeheer aan, en klik op DNS-beheer.
- Klik op Nieuwe server in het menu DNS.
- Typ het IP-adres van de DNS-server (192.168.50.15 in het voorbeeld) in het dialoogvenster DNS-server toevoegen en klik op OK.
OPMERKING: u hoeft de DNS-server niet opnieuw op te starten om de wijzigingen in de zones door te voeren. U moet alleen de server-gegevensbestanden bijwerken. Hiertoe voert u de volgende handeling uit:
- Klik in DNS-beheer met de rechtermuisknop op de DNS-server en klik vervolgens op Server-gegevensbestanden bijwerken.
Een zone voor reverse lookup maken:
Het kan zijn dat aan een host het IP-adres van de computer is toegekend. In dat geval voeren sommige toepassingen een omgekeerde query uit op de DNS-server om de hostnaam te achterhalen. Dit is alleen mogelijk als u een zone voor reverse lookup hebt geconfigureerd.
OPMERKING: het is mogelijk dat zones voor reverse lookup eigenlijk niet nodig zijn in uw netwerk. Toch is het aan te bevelen om altijd minimaal één zone voor reverse lookup te maken. Als er geen zone voor reverse lookup is geconfigureerd, kan NSLOOKUP niet op de DNS-server worden uitgevoerd.
Ga als volgt te werk om een zone voor reverse lookup te maken:
- Klik in DNS-beheer met de rechtermuisknop op de DNS-server en klik vervolgens op Nieuwe zone.
- Klik op Primair in het dialoogvenster 'Bezig met het maken van een nieuwe zone voor' en klik daarna op Volgende.
- De zonenaam wordt afgeleid van het IP-netwerkadres. Zo is de zonenaam op basis van de voorbeeldgegevens gelijk aan 50.168.192.in-addr.arpa. Geef de naam op voor de zone voor reverse lookup (begin hierbij met het minst significante deel van het IP-adres). Voorbeeld:
Bij de netwerk-ID: Is de reverse lookup-zonenaam:
10.0.0.0 10.in-addr.arpa 130.20.0.0 20.130.in-addr.arpa 250.30.203.0 203.30.250.in-addr.arpa
OPMERKING: de syntaxis van de zone voor reverse lookup is van cruciaal belang voor deze bewerking. - Zodra u de zonenaam hebt opgegeven, drukt u op Tab. De naam die u bij stap 3 hebt opgegeven, wordt dan automatisch doorgevoerd. Deze naam wordt aangevuld met de toevoeging '.dns' (zonder de aanhalingstekens).
- Klik op Volgende en op Voltooien.
Een zone voor forward lookup maken:
- Klik in DNS-beheer met de rechtermuisknop op de server en klik vervolgens op Nieuwe zone.
- Klik op Primaire zone en klik op Volgende.
- Typ de zonenaam voor uw DNS-domein. Dit is de domeinnaam die bij Internic is geregistreerd (<Domein.com> in het voorbeeld).
- Druk op Tab, klik op Volgende en klik op Voltooien.
Nadat u de zone voor forward lookup hebt gemaakt, worden hierin automatisch drie records opgenomen: een NS-record, een SOA-record en een A-record. Als een of meer van deze records ontbreken, controleert u of de instellingen van DNS op de juiste wijze zijn geconfigureerd bij de TCP/IP-eigenschappen (klik op Start, wijs Instellingen aan, klik op Configuratiescherm en dubbelklik op het pictogram Netwerk).
OPMERKING: de A-record wordt alleen gemaakt als de zonenaam overeenkomt met de domeinnaam.
Hostrecords toevoegen aan de zone voor forward lookup:
De A-record voor de DNS-server wordt automatisch gemaakt. De PTR-record in de reverse lookup-zone voor de DNS-server wordt echter niet automatisch gemaakt. Ga als volgt te werk om deze record te maken:
- Klik met de rechtermuisknop op de A-record voor de DNS-server en klik op Record verwijderen.
- Klik op Ja om deze bewerking te bevestigen.
- Klik met de rechtermuisknop op de zone voor forward lookup (<Domein.com>) en klik op Nieuwe host.
- Geef de hostnaam en het IP-adres van de DNS-server op.
- Schakel de optie Gekoppelde PTR-record maken in en klik op Host toevoegen.
- Klik op Gereed.
OPMERKING: herhaal stap 3 tot en met 5 voor alle servers die u aan het DNS-domein wilt toevoegen.
Als u wilt controleren of de aanmaak van PTR-records is geslaagd, klikt u op de reverse lookup-zone 58.168.192.in-addr.arpa. Klik vervolgens op Vernieuwen.
Andere recordtypen configureren
U kunt voor een DNS-server verschillende recordtypen configureren. Hiertoe behoren onder andere A-, CNAME-, HINFO-, MX-, NS- en SOA-records. Als u meer informatie wilt over deze en andere recordtypen, raadpleegt u het DNS-whitepaper dat aan het begin van dit artikel werd vermeld.
Een CNAME-record maken:
Met een CNAME-record kunt u meerdere namen gebruiken voor één IP-adres. Op die manier kunnen gebruikers dezelfde server voor verschillende functies benaderen, zoals FTP1.domein.com en WWW.domein.com. Als u een CNAME-record wilt maken, moet u eerst een A-record maken (zie de hiervoor beschreven procedure).
Ga als volgt te werk om een CNAME-record te maken:
- Klik met de rechtermuisknop op de zone voor forward lookup (<Domein.com>) en klik op Nieuwe record.
- Selecteer CNAME-record in de keuzelijst Recordtype van het dialoogvenster Nieuwe bronrecord.
- Geef een alternatieve naam op voor de toegang tot deze computer. Bij de voorbeeldgegevens in dit artikel werd bijvoorbeeld WWW gebruikt als alternatieve naam voor FTP1.domein.com.
- Typ de oorspronkelijke hostnaam bij 'Voor DNS-naam van host'. Voorbeeld: <FTP1.domein.com>.
OPMERKING: gebruik hierbij de FQDN-naam (Fully Qualified Domain Name) van de oorspronkelijke DNS-host. - Klik op OK.
Als gebruikers nu naar een van deze hostnamen zoeken, retourneert de DNS-server hetzelfde IP-adres.
Een MX-record maken:
Een MX-record is een Mail Exchange-record waardoor e-mailprogramma's naar e-mailservers worden verwezen. Ga als volgt te werk om een MX-record te maken:
- Klik met de rechtermuisknop op de zone voor forward lookup (<Domein.com>) en klik op Nieuwe record.
- Selecteer MX-record in de keuzelijst Recordtype van het dialoogvenster Nieuwe bronrecord.
- Het veld Hostnaam (Optioneel) wordt gebruikt voor de hostnaam van de e-mailserver. Als u wilt dat gebruikers de adresnotatie GEBRUIKER@Domein.com kunnen toepassen bij het verzenden van e-mail naar uw domein, laat u het veld Hostnaam leeg.OPMERKING: als de hostnaam is opgenomen in de MX-record, kan er mogelijk geen e-mail worden verzonden naar gebruiker@domein.com. U kunt dit probleem op drie manieren oplossen. A) Verwijder de hostnaam uit de MX-record. Volg hierbij de beschrijving van stap 3. B) Maak, nadat de MX-record met de hostnaam is aangemaakt, een 'A'-record zonder hostnaam voor het domein. C) Verwijder de bestaande MX-record en maak een nieuwe MX-record. Volg hierbij stap 1 tot en met 6 van de sectie 'Een MX-record maken'.
- : als de hostnaam is opgenomen in de MX-record, kan er mogelijk geen e-mail worden verzonden naar gebruiker@domein.com. U kunt dit probleem op drie manieren oplossen. A) Verwijder de hostnaam uit de MX-record. Volg hierbij de beschrijving van stap 3. B) Maak, nadat de MX-record met de hostnaam is aangemaakt, een 'A'-record zonder hostnaam voor het domein. C) Verwijder de bestaande MX-record en maak een nieuwe MX-record. Volg hierbij stap 1 tot en met 6 van de sectie 'Een MX-record maken'. Typ de FQDN-naam van de e-mailserver bij DNS-naam van e-mailserver. Typ bijvoorbeeld Mail.domein.com.
OPMERKING: de DNS-naam van de Mail Exchange-server wordt afgesloten met een punt (.). De FQDN-naam die voor de Mail Exchange-server wordt gebruikt, moet zijn gekoppeld aan een A-record voor het desbetreffende domein. Als de Mail Exchange-server en de DNS-server twee verschillende computers zijn, is het van belang dat de DNS-server weet naar welk adres de e-mail moet worden doorgestuurd. - : als de hostnaam is opgenomen in de MX-record, kan er mogelijk geen e-mail worden verzonden naar gebruiker@domein.com. U kunt dit probleem op drie manieren oplossen. A) Verwijder de hostnaam uit de MX-record. Volg hierbij de beschrijving van stap 3. B) Maak, nadat de MX-record met de hostnaam is aangemaakt, een 'A'-record zonder hostnaam voor het domein. C) Verwijder de bestaande MX-record en maak een nieuwe MX-record. Volg hierbij stap 1 tot en met 6 van de sectie 'Een MX-record maken'. Het Voorkeursnummer is een getal van 0 tot 65535. Als er meerdere e-mailservers zijn, geeft dit getal aan welke server als eerste moet worden gebruikt. Des te lager het voorkeursnummer, des te hoger de prioriteit.
- : als de hostnaam is opgenomen in de MX-record, kan er mogelijk geen e-mail worden verzonden naar gebruiker@domein.com. U kunt dit probleem op drie manieren oplossen. A) Verwijder de hostnaam uit de MX-record. Volg hierbij de beschrijving van stap 3. B) Maak, nadat de MX-record met de hostnaam is aangemaakt, een 'A'-record zonder hostnaam voor het domein. C) Verwijder de bestaande MX-record en maak een nieuwe MX-record. Volg hierbij stap 1 tot en met 6 van de sectie 'Een MX-record maken'. Klik op OK.
Raadpleeg het volgende Microsoft Knowledge Base-artikel voor meer informatie:
174419 How to Configure a Subnetted Reverse Lookup Zone on Windows NT