Meer informatie
Let op het volgende als u Nslookup.exe wilt gebruiken:
- Het TCP/IP-protocol moet zijn geïnstalleerd op de computer waarop Nslookup.exe wordt uitgevoerd.
- Er moet ten minste één DNS-server worden opgegeven wanneer u de opdracht IPCONFIG /ALL uitvoert vanaf een opdrachtprompt.
- Nslookup neemt de naam altijd over op basis van de huidige context. Als een naamquery niet volledig gekwalificeerd is (als u deze niet afsluit met een punt), wordt de query toegevoegd aan de huidige context. Als de huidige DNS-instellingen zich bijvoorbeeld op att.com bevinden en er wordt een query uitgevoerd op www.microsoft.com, zal de eerste query worden uitgevoerd als www.microsoft.com.att.com omdat de query niet-gekwalificeerd is. Dit gedrag is mogelijk niet consistent met versies van Nslookup van andere leveranciers en dit artikel dient om het gedrag van Nslookup.exe onder Microsoft Windows NT te verhelderen.
- Als u het gebruik van de zoeklijst hebt geïmplementeerd in de zoekvolgorde voor domeinachtervoegsels die is gedefinieerd op het tabblad DNS van de pagina Microsoft TCP/IP Properties, vindt geen afkapping plaats. De query wordt dan toegevoegd aan de domeinachtervoegsels die in de lijst zijn opgenomen. Als u gebruik van de zoeklijst wilt voorkomen, moet u altijd een FQDN-naam (Fully Qualified Domain Name) gebruiken (dit wil zeggen dat de naam eindigt met een punt).
Nslookup.exe kan in twee modi worden uitgevoerd: interactief en niet-interactief. De niet-interactieve modus is handig wanneer slechts één bepaald gegeven moet worden geretourneerd. De syntaxis voor de niet-interactieve modus is als volgt:
nslookup [-optie] [hostnaam] [server]
Als u Nslookup.exe wilt starten in de interactieve modus, typt u alleen 'nslookup' bij de opdrachtprompt:
C:\> nslookup Default Server: nameserver1.domain.com Address: 10.0.0.1 >
Als u 'help' of '?' typt bij de opdrachtprompt, wordt een lijst met beschikbare opdrachten gegenereerd. Wanneer bij de opdrachtprompt informatie wordt ingevoerd die niet als geldige opdracht wordt herkend, wordt aangenomen dat het een hostnaam betreft en wordt een poging gedaan om de naam om te zetten via de standaardserver. Als u een interactieve opdracht wilt onderbreken, drukt u op Ctrl+C. U kunt de interactieve modus afsluiten en terugkeren naar de opdrachtprompt door
exit te typen bij de opdrachtprompt.
Hieronder vindt u een overzicht van de helpuitvoer en een volledige lijst met opties:
Opdrachten: (Id's worden in hoofdletters weergegeven, [] betekent optioneel)
NAAM - gegevens over de host of het domein NAAM weergeven met behulp van de standaardserver NAAM1 NAAM2 - zoals hierboven, maar met NAAM2 als server help of ? - informatie over algemene opdrachten weergeven set OPTIE - een optie instellen
all - opties, huidige server en host weergeven [no]debug - foutopsporingsgegevens weergeven [no]debug - uitgebreide foutopsporingsgegevens weergeven [no]defname - de domeinnaam aan iedere query toevoegen [no]recurse - een recursief antwoord op de query aanvragen [no]search - de domeinzoeklijst gebruiken [no]vc - altijd een virtueel circuit gebruiken domain=NAAM - de standaarddomeinnaam op NAAM instellen srchlist=N1[/N2/.../N6] - het domein op N1 instellen en de lijst op N1, N2 enz. doorzoeken root=NAAM - de hoofdserver op NAAM instellen retry=X - het aantal pogingen op X instellen timeout=X - het standaardinterval voor time-outs op X seconden instellen type=X - querytype instellen (bijv. A, ANY, CNAME, MX, NS, PTR, SOA, SRV) querytype=X - hetzelfde als type class=X - queryklasse instellen (bijv. IN (Internet), ANY) [no]msxfr - versnelde zoneoverdracht (MS) gebruiken ixfrver=X - huidige versie in IXFR-overdrachtsaanvragen gebruiken
server NAAM - de standaardserver op NAAM instellen met behulp van de huidige standaardserver lserver NAAM - de standaardserver op NAAM instellen met behulp van de startserver finger [NAAM] - finger uitvoeren op de optionele gebruiker NAAM bij de huidige standaardhost root - de huidige standaardserver als hoofdserver instellen ls [opt] DOMEIN [> BESTAND] - alle adressen in DOMEIN weergeven (optioneel: uitvoer naar BESTAND)
-a - canonieke namen en aliassen weergeven -d - alle records weergeven -t TYPE - records van het opgegeven TYPE weergeven (bijv. A, CNAME, MX, NS, PTR enz.)
view BESTAND - een ls-uitvoerbestand sorteren en dit met pg bekijken exit - het programma afsluiten
Een aantal opties kan in Nslookup.exe worden ingesteld door de opdracht
set uit te voeren bij de opdrachtprompt. U kunt een volledige lijst met deze opties weergeven door
set all te typen. Zie de opties onder de opdracht
set voor een weergave van de beschikbare opties.
Verschillende gegevenstypen opzoeken
Als u verschillende gegevenstypen binnen de domeinnaamruimte wilt opzoeken, gebruikt u de opdracht
set type of
set q[uerytype] bij de opdrachtprompt. Als u bijvoorbeeld met een query de mail exchanger-gegevens wilt opvragen, typt u het volgende:
C:\> nslookup Standaardserver: ns1.domein.com Adres: 10.0.0.1
> set q=mx > mailhost Server: ns1.domain.com Address: 10.0.0.1
mailhost.domein.com MX-voorkeur = 0, mail exchanger = mailhost.domein.com mailhost.domein.com internetadres = 10.0.0.5 >
Wanneer voor het eerst een query voor een externe naam wordt gemaakt, is het antwoord bindend, daaropvolgende query's zijn echter niet-bindend. Wanneer een externe host voor het eerst wordt doorzocht, maakt de lokale DNS-server contact met de DNS-server die bindend is voor dat domein. De lokale DNS-server slaat deze informatie vervolgens op in de cache zodat daaropvolgende query's niet-bindend worden beantwoord vanuit de cache van de lokale server.
Query's rechtstreeks vanaf een andere naamserver uitvoeren
Wanneer u een andere naamserver rechtstreeks wilt doorzoeken, gebruikt u de opdracht
server of
lserver om naar de betreffende naamserver te gaan. De opdracht
lserver gebruikt de lokale server om het adres op te halen van de server waarnaar moet worden overgeschakeld. De opdracht
server gebruikt de huidige standaardserver om het adres op te halen.
Voorbeeld:
C:\> nslookup
Standaardserver: naamserver1.domein.com Adres: 10.0.0.1
> server 10.0.0.2
Standaardserver: naamserver2.domein.com Adres: 10.0.0.2 >
Nslookup.exe gebruiken om een volledige zone over te brengen
Nslookup kan worden gebruikt om een volledige zone over te brengen met de opdracht
ls. Dit is handig om alle hosts in een extern domein te zien. De syntaxis voor de opdracht
ls is als volgt:
ls [- a | d | t type] domein [> bestandsnaam]
Het gebruik van ls zonder argumenten retourneert een lijst met alle adressen en naamservergegevens. De schakeloptie
-a retourneert aliassen en standaardnamen,
-d retourneert alle gegevens en
-t filtert op type.
Voorbeeld:
>ls domein.com [naamserver1.domein.com] naamserver1.domein.com. NS server = ns1.domein.com naamserver2.domein.com NS server = ns2.domein.com naamserver1 A 10.0.0.1 naamserver2 A 10.0.0.2
>
Zoneoverdrachten kunnen worden geblokkeerd op de DNS-server zodat alleen geautoriseerde adressen of netwerken deze functie kunnen uitvoeren. De volgende fout wordt geretourneerd als zonebeveiliging is ingesteld:
*** Kan het domein voorbeeld.com niet weergeven: Query geweigerd
Raadpleeg het volgende artikel in de Microsoft Knowledge Base voor meer informatie:
193837Beveiligingsinstellingen voor de standaardzone van DNS-servers in Windows NT 4.0
Problemen met Nslookup.exe oplossen
Time-out voor standaardserver
Bij het starten van het hulpprogramma Nslookup.exe kunnen de volgende fouten optreden:
*** Kan de servernaam voor het adres w.x.y.z niet vinden: Time-out opgetreden
Opmerking w.x.y.z is de eerste DNS-server die wordt vermeld in de zoekvolgordelijst van de DNS-service.
*** Kan de servernaam voor het adres 127.0.0.1 niet vinden: Time-out opgetreden
De eerste fout duidt erop dat de DNS-server niet kan worden bereikt of dat de service niet op de betreffende computer wordt uitgevoerd. U kunt dit probleem oplossen door de DNS-service te starten op de betreffende server of door te controleren of er verbindingsproblemen zijn.
De tweede fout duidt erop dat er geen servers zijn gedefinieerd in de zoekvolgordelijst van de DNS-service. U kunt dit probleem oplossen door het IP-adres van een geldige DNS-server aan deze lijst toe te voegen.
Raadpleeg het volgende artikel in de Microsoft Knowledge Base voor meer informatie:
172060NSLOOKUP: Kan de servernaam voor het adres 127.0.0.1 niet vinden
Kan de servernaam niet vinden bij het starten van Nslookup.exe
Bij het starten van het hulpprogramma Nslookup.exe kan de volgende fout optreden:
*** Kan de servernaam voor het adres w.x.y.z niet vinden: Niet-bestaand domein
Deze fout treedt op wanneer er geen PTR-record is voor het IP-adres van de naamserver. Wanneer Nslookup.exe wordt gestart, wordt een omgekeerde zoekactie uitgevoerd om de naam van de standaardserver op te halen. Als geen PTR-gegevens aanwezig zijn, wordt dit foutbericht weergegeven. U kunt dit oplossen door ervoor te zorgen dat een zone voor omgekeerde zoekacties aanwezig is en PTR-records voor de naamservers bevat.
Raadpleeg het volgende artikel in de Microsoft Knowledge Base voor meer informatie:
172953Microsoft DNS Server installeren en configureren
Nslookup in onderliggend domein mislukt
Tijdens het uitvoeren van een query of een zoneoverdracht in een onderliggend domein worden in Nslookup de volgende fouten weergegeven:
*** ns.domain.com can't find child.domain.com.: Non-existent domain
*** Can't list domain child.domain.com.: Non-existent domain
In DNS-beheer kan een nieuw domein worden toegevoegd onder de primaire zone, waardoor een onderliggend domein wordt gemaakt. Wanneer op deze manier een onderliggend domein wordt gemaakt, wordt geen apart DB-bestand voor het domein gegenereerd. Bij het uitvoeren van een query of een zoneoverdracht voor dit domein, worden daarom de bovenstaande fouten weergegeven. Wanneer een zoneoverdracht wordt uitgevoerd voor het bovenliggende domein, worden de gegevens voor zowel het bovenliggende als het onderliggende domein vermeld. U kunt dit probleem oplossen door op de DNS-server een nieuwe primaire zone voor het onderliggende domein te maken.