Meer informatie
U kunt alleen formulierresultaten verzenden naar e-mail als de FrontPage-serverextensies zijn geconfigureerd voor gebruik van een SMTP (Simple Mail Transfer Protocol)-server. U kunt deze instellingen desgewenst configureren wanneer u de serverextensies via MMC installeert op een virtuele server. Het is echter ook mogelijk deze instellingen te configureren nadat u de serverextensies hebt geïnstalleerd.
U krijgt als volgt toegang tot de e-mailinstellingen:
In Windows NT Server 4.0, met IIS 4.0 en de FrontPage 2000-serverextensies geïnstalleerd:
- Klik op Start, wijs achtereenvolgens Programma's, Windows NT 4.0 Option Pack en Microsoft Internet Information Server aan en klik op Internet-servicebeheer. (MMC wordt nu gestart.)
- Klik in de structuur Internet Information Server en onder Computernaam op de virtuele server waarvoor u e-mailinstellingen wilt configureren, klik met de rechtermuisknop en kies Eigenschappen. (De eigenschappen van de website worden weergegeven.)
- Open het tabblad Serverextensies en klik onder Opties op de knop Instellingen. (Hier kunt u de e-mailinstellingen voor de virtuele server configureren.)
Voor alle andere webservers in Windows NT Server en andere Windows-besturingssystemen, inclusief Windows 95, Windows 98, Windows NT Workstation met FrontPage Personal Web server, Microsoft Personal Web Server, Netscape of O'Reiley met de FrontPage 2000-serverextensies geïnstalleerd:
- Voor Windows NT Server en Workstation: klik op Start, wijs Programma's aan, wijs Systeembeheer aan en klik op Serverextensiebeheer.
Voor Windows 95 en Windows 98: klik op Start, wijs Programma's aan, wijs Microsoft Office-hulpprogramma's aan en klik op Serverextensiebeheer. - Klik in de structuur FrontPage-serverextensies en onder Computernaam op de virtuele server waarvoor u e-mailinstellingen wilt configureren, klik met de rechtermuisknop en kies Eigenschappen. (Het tabblad Serverextensies wordt geopend.)
- Klik onder Opties op de knop Instellingen. (Hier kunt u de e-mailinstellingen voor de virtuele server configureren.)
Dit zijn de beschikbare instellingen:
E-mailadres van de webserver: typ het e-mailadres dat moet worden weergegeven op de Van-regel van e-mailberichten die worden verzonden met een FrontPage-onderdeel. (Een voorbeeld van een FrontPage-onderdeel waarmee e-mail wordt verzonden, is de handler van formulierresultaten. Met dit onderdeel worden gegevens die zijn ingevoerd op een webpagina per e-mail naar de auteur of een opgegeven account verzonden.)
Contactadres: typ het e-mailadres waarnaar gebruikers kunnen schrijven als ze problemen hebben. Het ingevoerde adres wordt opgenomen in foutberichten die voor sommige problemen in FrontPage worden weergegeven.
SMTP-server: typ de hostnaam of het IP-adres van de SMTP-server.
Opmerking De FQDN-naam (fully qualified domain name) of het IP-adres dat u hier invoert, moet verwijzen naar een bestaande Exchange-server of SMTP-server (GEEN IIS SMTP-server) in het LAN of op de 'SMTP-host', 'SMTP relayhost' of 'SMTP smart host' van uw provider De serverextensies maken gebruik van de service IIS SMTP, maar deze service is NIET in staat e-mail rechtstreeks te bezorgen bij een geadresseerde. De FQDN of het IP-adres is alleen hetzelfde als uw IIS-server als Exchange is geïnstalleerd op dezelfde computer als de webserver (niet aanbevolen).
Wanneer een gebruiker een formulier invult waarvan de resultaten per e-mail moeten worden verzonden, maken de FrontPage-serverextensies verbinding met de SMTP-server om de e-mail te bezorgen. In FrontPage wordt er standaard vanuit gegaan dat de server luistert op poort 25, de standaardinstelling voor SMTP, maar u kunt dit wijzigen door
:xx toe te voegen aan de naam, waarbij
xx het nummer van de gewenste poort is. Bijvoorbeeld:
mail.voorbeeld.microsoft.com (standaardnaam van e-mailserver)
127.0.0.1 (IP-adres van e-mailserver)
mail.voorbeeld.microsoft.com:31 (standaardnaam van e-mailserver op andere poort)
127.0.0.1.31 (IP-adres van e-mailserver op andere poort)
E-mailcodering: Selecteer het e-mailcoderingsschema dat u wilt gebruiken om de inhoud van e-mailberichten te coderen in binaire indeling. Het verdient aanbeveling de standaardinstelling,
Standaardcodering gebruiken, te kiezen. In FrontPage wordt dan automatisch vastgesteld welke e-mailcodering moet worden gebruikt. U kunt de standaardcodering wijzigen als u weet dat de ontvanger van uw e-mailberichten een ander coderingsschema gebruikt en de berichten anders niet kan interpreteren. U kunt de volgende e-mailcoderingsschema's kiezen:
- 8-bits: 8-bits codering betekent dat er geen codering plaatsvindt. De regels zijn kort en berichten mogen niet-ASCII-tekens bevatten.
- 7-bits: 7-bits codering betekent dat er geen codering plaatsvindt. De tekens maken allemaal deel uit van de ASCII-tekenset en de regels zijn kort genoeg om berichten zonder problemen te verzenden met SMTP.
- Binair: binaire codering betekent dat er geen codering plaatsvindt. De berichten mogen niet-ASCII-tekens bevatten en de regels zijn mogelijk te lang om berichten zonder problemen te verzenden met SMTP.
- Quotable-Printable: dit type codering wordt gebruikt voor gegevens waarvan de meeste tekens al 7-bits ASCII-tekens zijn. De bedoeling van deze coderingstechniek is de ASCII-tekens ongewijzigd te laten en alleen de tekens te coderen waarvan de hoge bit (van een 8-bits byte) is ingeschakeld.
- Base64: met deze coderingstechniek worden gegevens onleesbaar gemaakt en zijn ze alleen na decodering weer leesbaar. Het gevolg is dat berichten met een factor 1/3 groter worden.
- X-Token: X-Token betekent dat de coderingstechniek via SMTP wordt afgesproken tussen de afzender en geadresseerde.
Tekenset: klik op de naam van de set met tekens die u wilt gebruiken in e-mailberichten. Elke tekenset bevat het alfabet van een bepaalde taal. U selecteert in feite een tabel waarin een byte aan gegevens is gekoppeld aan een specifiek teken. Een byte is in elke tabel (en dus in elke taal) aan een ander teken gekoppeld. Het verdient aanbeveling de standaardinstelling,
Standaardcodering gebruiken, te kiezen. In FrontPage wordt dan automatisch vastgesteld welke tekenset moet worden gebruikt. Hieronder ziet u een aantal van de 8.859 tekensets en de talen die ze kunnen vertegenwoordigen. Bezoek de volgende site voor uitgebreide informatie
http://www.w3.org/international/ .
- US-ASCII: dit coderingsschema is door de International Organization for Standardization (ISO) vastgelegd in de norm ISO 646. Het merendeel van de computers ondersteunt het coderingsschema US-ASCII. Engels, Swahili en Latijn zijn talen die kunnen worden weergegeven met ISO 646.
- ISO-8859-1 Afrikaans, Albanees, Baskisch, Catalaans, Deens, Duits, Engels, Faeröers, Fins, Frans, Galicisch, Iers, Ijslands, Italiaans, Nederlands
- ISO-8859-2 Kroatisch, Tsjechisch, Hongaars
- ISO-8859-3 Esperanto, Maltees
- ISO-8859-5 Bulgaars, Wit-Russisch, Fyro-Macedonisch
- ISO-8859-7 Grieks
- ISO-8859-8 Hebreeuws
- ISO-8859-9 Turks
- ISO-8859-10 Laps, Lets, Litouws